
Jurisprudentie
AZ2397
Datum uitspraak2006-11-15
Datum gepubliceerd2006-11-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0100103
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-11-17
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers0100103
Statusgepubliceerd
Indicatie
Naar het oordeel van het hof voldoet het door de deskundigen vanuit hun specifieke deskundigheid opgemaakte rapport aan de daaraan te stellen eisen van inzichtelijkheid en consistentie, zodat het hof dit rapport tot uitgangspunt neemt bij de beoordeling van de vraag welke de waarde was van de onderhavige loods op het moment dat zich het in dit geding aan de orde zijnde schadeveroorzakend feit heeft voorgedaan.
Uitspraak
Arrest d.d. 15 november 2006
Rolnummer 0100103
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Fortis Corporate Insurance N.V.,
gevestigd te Utrecht,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Fortis,
procureur: mr. J.V. van Ophem,
tegen
Onderlinge Waarborgmaatschappij Transvemij U.A.,
gevestigd te Hoogeveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: TVM,
procureur: aanvankelijk mr. V.M.J. Both, thans mr. J.B. Dijkema.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 15 oktober 2003 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge 's hofs tussenarrest van 15 oktober 2003 hebben de daarin benoemde deskundigen rapport uitgebracht en dit op 27 maart 2006 ter griffie van het hof gedeponeerd.
Fortis heeft vervolgens een memorie na deskundigenbericht genomen, waarop
TVM met een antwoordmemorie na deskundigenbericht heeft gereageerd.
Ten slotte hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Als gevolg van het defungeren van mr. Meijeringh, ten overstaan van wie als raadsheer-commissaris de getuigenverhoren hebben plaatsgevonden en onder wiens leiding het deskundigenonderzoek is ingesteld, zal het hof in andere samenstelling arrest wijzen dan bij genoemd tussenarrest van 15 oktober 2003
het geval was.
2. Aan de deskundigen is de vraag voorgelegd wat de waarde was van de onderhavige loods in het economische verkeer op het tijdstip, onmiddellijk voorafgaande aan het evenement dat tot de schade heeft geleid.
De deskundigen hebben die vraag aldus beantwoord dat zij, met inachtneming van de in hun rapport vermelde uitgangspunten voor de waardering, voor de onderbouwing van de fictieve waarde van de loods twee berekeningen hebben gemaakt - n.l. één berekening gebaseerd op de huurwaarde en één gebaseerd op de vervangingswaarde - en aldus die waarde hebben berekend op euro 385.000,--.
3. Fortis heeft zich tegen de uitkomsten van het deskundigenbericht gekeerd, aanvoerende dat de deskundigen partijen niet in de gelegenheid hebben gesteld zich uit te laten omtrent hun werkwijze en de uitkomst van hun aanpak. Zij wijst er voorts op dat de huuropbrengst van de onroerende zaak aanmerkelijk hoger was dan het bedrag waarvan de deskundigen bij de bepaling van de huurwaarde zijn uitgegaan. Volgens Fortis hebben de deskundigen er ten onrechte ook geen rekening mee gehouden dat de herstelkosten een bedrag van euro 894.772,-- beliepen.
TVM kan zich met de uitkomst van het deskundigenbericht verenigen.
4. In de punten 4 en 5 van hun rapport hebben de deskundigen vermeld welke de uitgangspunten zijn die zij bij de waardering hebben betrokken en welke de definitie is van het gehanteerde waardebegrip. Het hof constateert dat Fortis - afgezien van het punt van de huurwaarde - zich niet zozeer keert tegen de wijze waarop de deskundigen bij het formuleren van die uitgangspunten en van het waardebegrip van gegevens van feitelijke aard gebruik hebben gemaakt, maar eerder tegen de interpretatie door de deskundigen van die gegevens.
5. In het tussenarrest van 15 oktober 2003 is bepaald dat de procureur van Fortis het volledige procesdossier in kopie aan de deskundigen moet doen toekomen. Het hof gaat er vanuit dat dit ook is gebeurd. De deskundigen kunnen derhalve geacht worden kennis te hebben genomen van alle standpunten van partijen, dus ook van de stelling van TVM op het punt van de door Fortis gestelde huurprijs van de loods. De deskundigen zijn in hun rapport op dit geschilpunt niet ingegaan, maar hebben zich voor wat betreft de berekening van de huurwaarde laten leiden door de "gemiddelde m2-prijzen van vergelijkbare bedrijfsruimten en -terreinen ter plaatse in de periode van de waardepeildatum".
Het hof oordeelt dat de deskundigen zich met deze wijze van huurwaardebepaling, welke overigens als gebruikelijk kan worden aangemerkt, in de gegeven omstandigheden in voldoende mate van hun taak hebben gekweten.
6. Fortis verwijt de deskundigen tevens dat zij ten onrechte geen rekening hebben gehouden met de feitelijke herstelkosten en dat zij derhalve een onjuiste formule hebben gehanteerd om tot een waardebepaling te komen.
Fortis ziet hierbij over het hoofd dat de taak van de deskundigen zich ertoe beperkte om onderzoek te doen en schriftelijk te rapporteren omtrent de waarde van de onderhavige loods in het economische verkeer op het tijdstip, onmiddellijk voorafgaande aan het evenement dat tot de schade heeft geleid. Aan die opdracht hebben de deskundigen ook voldaan. Het was niet de taak van de deskundigen om in hun onderzoek te betrekken al die elementen welke - mogelijk - van invloed zouden kunnen zijn geweest op de hoogte van de schade als gevolg van het evenement.
7. Naar het oordeel van het hof voldoet het door de deskundigen vanuit hun specifieke deskundigheid opgemaakte rapport aan de daaraan te stellen eisen van inzichtelijkheid en consistentie, zodat het hof dit rapport tot uitgangspunt neemt bij de beoordeling van de vraag welke de waarde was van de onderhavige loods op het moment dat zich het in dit geding aan de orde zijnde schadeveroorzakend feit heeft voorgedaan.
Het hof verenigt zich derhalve met de door de deskundigen begrote waarde van de loods op een bedrag van euro 385.000,-- (ƒ 848.428,35).
8. Hieruit volgt dat de feitelijke herstelkosten, waarmee volgens opgave van Fortis een bedrag van euro 894.772,-- gemoeid is geweest, een veelvoud bedragen van het bedrag van de marktwaarde van de loods direct voorafgaande aan de beschadi-ging. Zoals reeds is overwogen in 's hofs tussenarrest van 25 september 2002 (rechtsoverweging 6) slaagt derhalve het verweer van TVM voorzover dat inhoudt dat herstel van de loods economisch onverantwoord is en dat voor wat betreft de aan de opstalverzekeraars uit te keren schade volstaan kan worden met vergoeding van de marktwaarde van de loods vóór de beschadiging.
9. Nu zich niet het geval voordoet als bedoeld in rechtsoverweging 7 van gemeld tussenarrest van 25 september 2002 behoeft het verweer van TVM aangaande de toepasselijkheid van art. 6:101 BW en van de toedracht van het ongeval geen verdere behandeling.
10. Omdat TVM reeds een bedrag van euro 363.234,17 (ƒ 800.000,--) ter zake heeft voldaan, dient zij nog het verschil tussen dat bedrag en het door de deskundigen begrote bedrag van euro 385.000,-- aan Fortis te voldoen, per saldo neerkomend op een bedrag van euro 21.765,83.
Grief V slaagt in zoverre.
11. De overige grieven behoeven geen verdere behandeling.
Slotsom
12. Het vonnis waarvan beroep dient, behoudens voor wat betreft de proceskosten-veroordeling, te worden vernietigd. Opnieuw rechtdoende zal TVM veroordeeld worden om nog aan Fortis te betalen een bedrag van euro 21.765,83 met wettelijke rente vanaf 7 november 1997, zijnde de datum van de laatste voorschotbetaling door TVM. Gelet op de uitslag van het geding oordeelt het hof dat de door Fortis medegevorderde pre-processuele kosten en expertisekosten voor haar eigen rekening blijven, nog daargelaten dat tegen de afwijzing door de rechtbank van die kosten geen zelfstandige grieven zijn geformuleerd.
Omdat de vordering van Fortis slechts voor een gering deel toewijsbaar is, moet zij als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden beschouwd en dient zij de kosten van het geding in hoger beroep, waaronder die van het deskundigen-bericht, te dragen (3 procespunten, tarief VII).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, behoudens voor wat betreft de proces-kostenveroordeling
en opnieuw rechtdoende
veroordeelt TVM om aan Fortis te voldoen de som van euro 21.765,83 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 november 1997 tot de dag der voldoening;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt Fortis in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van TVM op euro 4535,35 aan verschotten en op euro 11.685,-- aan salaris voor de procureur;
verstaat voorts dat Fortis de kosten van het deskundigenbericht ad euro 3.350,-- draagt.
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Zuidema en Zandbergen, raden, en uitgesproken door mr. Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier, ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 15 november 2006.